Het Evangelie van Lukas

Het centrale thema van het evangelie van Lukas is discipelschap. En gezien zijn nauwe banden met de bekeerde schriftgeleerde Paulus mogen we hier ook zeker diens inzichten verwachten aan te treffen. En inderdaad zien we verschillende koppelingen tussen de kennelijke bedoelingen van Lukas’ beschrijvingen en de leer die we vinden in Paulus’ zendbrieven.

Lukas begint, als niet-Jood, met nadrukkelijk aan te geven dat zijn verslag berust op informatie die hij heeft verzameld van ooggetuigen, en tenminste één van die ooggetuigen moet wel haast de jonge Wetstudent Saulus van Tarsus zijn geweest.

Herkenning

Net als de anderen presenteert Lukas zijn verhaal als de vervulling van Gods beloften van verlossing, zoals te vinden bij de profeten. Zowel de lofzangen van Maria, Jezus’ moeder, en Zacharias, de vader van Johannes de Doper, als de woorden van de engelen bij Jezus’ geboorte zijn één en al verwijzing naar deze beloften en aankondigingen. Maar bij Lukas ligt er een speciale nadruk op het herkennen van deze vervulling en van de persoon van de Verlosser. Want de verwachte wereldkoning komt niet ter wereld in een omgeving van luxe en koninklijke pracht, maar in een stal, en zijn ouders moeten een maand later, bij zijn voorstelling in de tempel, als voorgeschreven reinigingsoffer het offer van de armen brengen (Luc. 2:24, zie Lev. 12:8). Dit zet velen op het verkeerde been, en hoewel het volk in die tijd wel degelijk zijn komst verwachtte, hebben velen hem niet als Messias herkend. Maar de getrouwen, zoals Simeon en Anna in de tempel, hebben hem wel herkend. En wanneer hij dertig jaar later begint met zijn optreden (dat Lukas met de grootste nauwgezetheid dateert) laten velen zich overtuigen door het feit dat weliswaar niet zijn uiterlijke verschijning maar wel zijn daden hem identificeren als ‘de beloofde Verlosser’:

Zeg tegen Johannes wat jullie gezien en gehoord hebben: blinden kunnen weer zien, verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt, aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt. (7:22)

Afstamming of bekering

Iets dat bij Lukas telkens weer naar voren komt, is het bekende misverstand van hen die menen zeker te kunnen zijn van hun behoudenis omdat zij tot de juiste groep behoren (in dit geval de afstammelingen van Abraham) terwijl de anderen (hier de niet-Joden) hooguit nog hoop op behoudenis hebben wanneer zij zich bij hen aansluiten. Vooral de Farizeeën huldigden deze opvatting, maar zij waren bij lange na niet de enigen. Keer op keer zien we dat ze daartegen worden gewaarschuwd. Zoals al meteen door Johannes de Doper:

Breng dan vruchten voort die met jullie bekering in overeenstemming zijn, en zeg niet bij jezelf: Wij hebben Abraham als vader. Want ik zeg jullie: God kan zelfs uit deze stenen kinderen van Abraham verwekken! (3:8, vrij vertaald)

Maar niet alleen heidenen, ook wie van hun eigen volk niet voldeed aan hun eigen strenge maatstaven van godsdienstige correctheid zagen zij als verloren:

Met het oog op sommigen die zichzelf rechtvaardig vinden en anderen minachten, vertelde hij de volgende gelijkenis. ‘Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden, de één was een Farizeeër en de ander een tollenaar.
De Farizeeër stond daar rechtop en bad bij zichzelf: “God, ik dank u dat ik niet ben als de andere mensen, die roofzuchtig of onrechtvaardig of overspe- lig zijn, en dat ik ook niet ben als die tollenaar.” (18:9-11)

De ‘uitgestotenen’

En zij gingen nog verder: zij vonden het zelfs niet de moeite waard zich te bekommeren om het terugwinnen van zulke uitgestotenen, want met zulke mensen ging je simpelweg niet om. Maar Jezus corrigeert dat keer op keer:
• De Farizeeën en hun schriftgeleerden zeiden morrend tegen zijn leerlingen: ‘Waarom eet en drinkt u met tollenaars en zondaars?’ Maar Jezus antwoordde: ‘Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar wie ziek is wel; ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar om zondaars tot bekering.’ (5:30-32, aangepast aan de NBG’51)
• ‘Als hij een profeet was, zou hij weten wie de vrouw is die hem aanraakt, dat ze een zondares is.’ Maar Jezus zei tegen hem: ‘Simon, ik heb je iets te zeggen … Daarom zeg ik je: haar zonden zijn haar vergeven, al waren het er vele, want ze heeft veel liefde betoond; maar wie weinig wordt vergeven, betoont ook weinig liefde.’ (7:39-40, 47)
• ‘Allen die dit zagen, zeiden morrend tegen elkaar: ‘Hij is het huis van een zondig mens binnengegaan om onderdak te vinden voor de nacht.’ … Jezus zei tegen hem: ‘Vandaag is dit huis redding ten deel gevallen, want ook hij is een zoon van Abraham. De Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was.’ (19:7-10)

Deze passages vertellen ons niet dat behoudenis er in de eerste plaats is voor de ‘verworpenen en onderbedeelden’, zoals bepaalde moderne opvattingen willen, maar dat behoudenis er in de eerste plaats is voor wie zich zijn zonden bewust is en bereid is zich te bekeren. De fout van de bevoorrechten was niet dat zij rijk waren, maar dat zij meenden geen bekering nodig te hebben. Het werkelijke verschil was dat zij die door de ‘maatschappelijk correcte’ godsdienstige wereld waren uitgestoten, veel sneller bereid waren hun leven drastisch te herzien, en dat zij ook des te dankbaarder waren toch te zijn aangenomen.

Lukas heeft daarom veel te vertellen over zulke uitgestotenen, de ‘tollenaars en zondaars’, waar de gevestigde orde niet van wilde weten.

Galilea en Jeruzalem

Net als bij de anderen ligt er bij Lukas nadruk op het feit dat Jezus, alvorens hij koning kon worden, eerst de lijdende knecht moest zijn. Maar die nadruk is bij Lukas groter en – belangrijker – hij trekt dat ook door naar wie zijn volgelingen willen zijn. Het begint al bij zijn ouders, nakomelingen van David en dus eigenlijk van koninklijke bloede. Met de vermelding dat er voor hen ‘geen plaats was in de herberg’ zet Lukas onmiddellijk de toon. En dat hij het verslag van Jezus’ optreden begint met het verhaal hoe hij in Nazareth, ‘waar Hij was opgegroeid’, op een haar na is gelyncht (een gebeurtenis die zich in werkelijkheid pas later moet hebben afgespeeld) wil duidelijk illustreren dat ‘geen enkele profeet welkom is in zijn vaderstad’ (Lu 4:24), wat Johannes later zal verwoorden als:

‘Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen’.

Toch beschrijft Lukas ons zijn optreden als vooral gericht op het ‘provinciale’ Galilea, terwijl het meer ‘beschaafde’ Jeruzalem – vooral de religieuze elite – op hem neerkijkt als een doe-het-zelf prediker die je niet serieus kunt nemen. Zijn laatste predikingcampagne wordt ons gepresenteerd als één lange reis naar Jeruzalem, waar hij moet omkomen:
• Toen de tijd naderde dat Jezus van de aarde zou worden weggenomen, ging hij vastberaden op weg naar Jeruzalem. (9:51)
• Maar ik moet vandaag en morgen en de volgende dag op weg blijven, want het gaat niet aan dat een profeet omkomt buiten Jeruzalem. (13:33)
• Hij nam de twaalf apart en zei tegen hen: ‘We zijn nu op weg naar Jeruzalem, en alles wat door de profeten is geschreven zal men de Mensenzoon laten ondergaan. (Lu 18:31) Er zit een duidelijke parallel tussen Lukas 3 t/m 9:50 en Markus 1-9, en opnieuw tussen Lukas 18 en verder vergeleken met Markus 10:13 en verder.

Maar terwijl bij Markus de reis naar Jeruzalem wordt samengevat in 10:1-12, loopt dat bij Lukas schijnbaar van 9:51 (zie hierboven) tot 18:14. In werkelijkheid is Jezus in Lukas 9:51 nog niet op weg daarheen, maar van daar af heeft hij wel

‘zijn aangezicht gericht om naar Jeruzalem te reizen’ (9:51, NBG’51).

En in dat blok van 9:51 tot 18:14 vinden we allerlei informatie die kenmerkend is voor Lukas. Informatie die veel te maken heeft met het volgen (en navolgen) van Jezus, ook in nederigheid en bereidheid te worden verworpen. Het is als het ware een laatste oproep tot bekering voordat het te laat is.

De beslissende keuze

Dat loopt dan uit op de beslissende keuze aan het eind. Bij Lukas zijn het vooral de mensen die met hem uit Galilea naar Jeruzalem zijn gekomen die bij zijn intocht roepen:

‘Gezegend hij die komt als koning, in de naam van de Heer! Vrede in de hemel en eer aan de Allerhoogste!’;

terwijl het de mensen van Jeruzalem zijn die (opgehitst door hun religieuze leiders) schreeuwen

‘kruisig hem, kruisig hem!’.

En het is vooral Lukas die ons de keuze voorstelt als die tussen Barabbas (= de zoon van zijn vader), de moordenaar, en Jezus (de ‘zoon van God’), volgens Petrus in Hand. 3:15:

‘Hem die de weg naar het leven wijst’.

En het volk eist dat Jezus terechtgesteld zal worden (23:23) en het eist evenzeer dat Barabbas degene zal zijn die in vrijheid gesteld zal worden (23:25). En Pilatus, die hem tot driemaal toe formeel vrijspreekt van de aanklacht, beslist

‘dat aan hun eis moet worden voldaan’.

Ook aan het kruishout kiest de man aan zijn ene zijde de kant van het volk, dat hem hoont, terwijl de man aan zijn andere zijde besluit dat, ondanks alle schijn van het tegendeel, deze man aan het kruishout wel degelijk de komende wereldkoning is, die uiteindelijk zal beslissen over leven en dood. Ook Jozef van Arimatea moet plotseling kiezen of hij zich zal ‘verontreinigen’ aan een dode, wat hem zal uitsluiten van het Pascha van het Oude Verbond, door het lichaam van Jezus te redden van verbranding op de gemeentelijke vuilstort in het Hinnomdal (zoals waarschijnlijk met de beide anderen zal zijn gebeurd) door het te begraven in zijn eigen rotsgraf, wat hem onvermijdelijk zal komen te staan op uitsluiting van elk verder lidmaatschap van de Joodse Raad.

De vrouwen

Maar er is nog een categorie mensen waarop werd neergekeken, en waar Lukas meer dan de anderen aandacht aan besteedt: de vrouwen. En wanneer sommigen van die vrouwen vroeg in de morgen van de derde dag het graf leeg vinden, en vervolgens van engelen te horen krijgen dat Jezus leeft, toont Lukas ons hoe zij dat geloven, terwijl de mannen aan wie ze dat komen vertellen, niet weten wat ervan te denken; zelfs niet nadat zij zelf naar het graf zijn gegaan en hebben gezien dat de toestand daar inderdaad zo is als de vrouwen verteld hadden. En ook de rest van dat laatste hoofdstuk vertelt ons hoe moeilijk zelfs de verschijning van Jezus zelf hen kan overtuigen van de werkelijkheid van zijn opstanding. Dat is de allerlaatste les van Lukas:

wie te vast zit in zijn opvattingen, mist zelfs het meest onweerlegbare bewijs van de werkelijkheid van de boodschap, zelfs wanneer hij dat met eigen ogen ziet.

R.C.R

Over Christadelphians

Free Christadelphians or Brothers and sisters in Christ, living in Belgium, European Union. - Vrijë Christadelphians of Broeders en zusters in Christus wonende in België in de Europese Unie.
Dit bericht werd geplaatst in Bijbel of Heilige Schrift, Bijbelonderzoek, Geschiedenis & Gebeurtenissen, Jezus Christus, Jesus, Jeshua, Jahushua, Ontmoeting - Portret - Bijbelse figuren en getagged met , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Laat een Reactie achter - Leave a Reply

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.