Fragiliteit en actie #6 Juistheid van handelen

Christen houding en fragiliteit

15. Geen wraak

Maar het overlaten van die wraak betekend niet dat wij zo maar moeten laten gedijen. Wij kunnen reageren en er mee zorg voor dragen dat iedereen, ook al was het onze vijand, zijn honger kan gestild worden. En omdat te verwezenlijken moeten wij ook mee zorg dragen dat er voldoende voedsel voor iedereen kan zijn en niet enkel voor ons of voor hen die het geld en de macht hebben. Ook als de zwakkere honger heeft moeten wij er voor instaan dat of wij of anderen hen te eten geven. Als zij dorst hebben moeten wij ook hen te drinken kunnen geven.  {Spreuken 25:21; Mattheüs 5:44}

Wij moeten er voor zorgen dat wij niet overwonnen worden door het kwade, maar er op toe zien dat wij het kwade kunnen overwinnen door het goede.

“Broeders en zusters, met een beroep op Gods barmhartigheid vraag ik u om uzelf als een levend, heilig en God welgevallig offer in zijn dienst te stellen, want dat is de ware eredienst voor u. U moet uzelf niet aanpassen aan deze wereld, maar veranderen door uw gezindheid te vernieuwen, om zo te ontdekken wat God van u wil en wat goed, volmaakt en hem welgevallig is. Met een beroep op de genade die mij geschonken is, zeg ik u allen dat u zichzelf niet hoger moet aanslaan dan u kunt verantwoorden, maar verstandig over uzelf moet denken. Denk overeenkomstig het geloof, dat is de maatstaf die God u heeft gegeven. Zoals ons ene lichaam vele delen heeft en die delen niet allemaal dezelfde functie hebben, zo zijn we samen één lichaam in Christus en zijn we, ieder apart, elkaars lichaamsdelen. We hebben verschillende gaven, onderscheiden naar de genade die ons geschonken is. Wie de gave heeft te profeteren, moet die in overeenstemming met het geloof gebruiken. Wie de gave heeft bijstand te verlenen, moet bijstand verlenen. Wie de gave heeft te onderwijzen, moet onderwijzen. Wie de gave heeft te troosten, moet troosten. Wie iets weggeeft, moet dat zonder bijbedoeling doen. Wie leiding geeft, moet dat doen met volle inzet. Wie barmhartig voor een ander is, moet daarin blijmoedig zijn. Laat uw liefde oprecht zijn. Verafschuw het kwaad en wees het goede toegedaan. Heb elkaar lief met de innige liefde van broeders en zusters en acht de ander hoger dan uzelf. Laat uw enthousiasme niet bekoelen, maar laat u aanvuren door de Geest en dien de Heer. Wees verheugd door de hoop die u hebt, wees standvastig wanneer u tegenspoed ondervindt, en bid onophoudelijk. Bekommer u om de noden van de heiligen en wees gastvrij. Zegen uw vervolgers; zegen hen, vervloek hen niet. Wees blij met wie zich verblijdt, heb verdriet met wie verdriet heeft. Wees eensgezind; wees niet hoogmoedig, maar zet uzelf aan tot bescheidenheid. Ga niet af op uw eigen inzicht. Vergeld geen kwaad met kwaad, maar probeer voor alle mensen het goede te doen. Stel, voorzover het in uw macht ligt, alles in het werk om met alle mensen in vrede te leven. Neem geen wraak, geliefde broeders en zusters, maar laat God uw wreker zijn, want er staat geschreven dat de Heer zegt: ‘Het is aan mij om wraak te nemen, ik zal vergelden.’ Maar ‘als uw vijand honger heeft, geef hem dan te eten, als hij dorst heeft, geef hem dan te drinken. Dan stapelt u gloeiende kolen op zijn hoofd’. Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.” (Romeinen 12:1-21 NBV)

16. Met juist inzicht

Ook niet-gelovigen kunnen zich inzetten voor de zwakkeren en zorg dragen dat de natuur ook beschermd wordt. Bij gelovigen moet het verder gaan dan bij ongelovigen. Zij moeten hun hart op de juiste plaats dragen. Hun ijver die zij voor God hebben moet met het juiste inzicht volstrekt worden omdat zij immers kennis hebben van de gerechtigheid van God. Nooit mag het bij hen de bedoeling zijn om een eigen gerechtigheid tot stand proberen te brengen. In zulk geval zullen zij zich niet onderwerpen aan de gerechtigheid van God en zien zij het einddoel van de wet  over het hoofd.

Indien wij ons onbaatzuchtig willen inzetten voor de schepping van God  mogen wij ons verwachten aan gerechtigheid voor ieder die gelooft. {Mattheus 5:17; Handelingen der Apostelen 13:38; 2Corinthiërs 3:13; Galaten 3:24} Want Mozes schrijft van de gerechtigheid die uit de wet is: “De mens die deze dingen gedaan heeft, zal daardoor leven.” {Leviticus 18:5; Ezekiël 20:11; Galaten 3:12}

Het Woord van God, de Bijbel als compas voor het leven

De Christen moet het Woord van God in zich dragen en het moet uit zijn mond komen zoals hij het draagt in zijn hart. Uit al zijn handelingen zal moeten blijken dat hij gelooft in wat Jezus heeft verkondigd. Door zijn manier van reageren moet blijken dat de Christenhandelt uit geloof in het Woord.

Met hun mond moeten zij Jezus als leider belijden en met hun hart moeten zij laten zien dat zij geloven dat God hem uit de doden heeft opgewekt. Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot zaligheid. Want de Schrift zegt: “Ieder die in hem gelooft, zal niet beschaamd worden.” {Jessaja 28:16; Romeinen 9:33}

17. Geen onderscheid

Voor de wereld is er niet een verschil tussen een gelovige of niet-gelovige blanke tenzij de een of de ander zou opvallen door bepaalde (fanatieke) daden. Wel worden wij geconfronteerd met de verschillende rassen en de verschillende godsdiensten of religies. Maar tussen al die mensen zal men ook mensen vinden die begaan zijn met het lot van de ander. Ook tussen de andere volkeren zal men mensen vinden die begaan zijn met de natuur en zich voor het milieu willen inspannen.

Er is immers geen enkel onderscheid tussen Jood en Griek, tussen Europeaan of Amerikaan. Maar ook voor blank en zwart, eender welke kleur iemand mag hebben behoort hij tot de Schepping van God. Tot welke etnische groep of tot welke gedachte of geloofsgezindheid men ook moge behoren, behoort men allemaal tot één en dezelfde Heer. Allemaal zijn ze onderdanen, ook al willen zij het misschien niet zijn, maar toch behoren zij Hem toe. Allen en alles is van Hem. En Hij is rijk over allen die Hem aanroepen. {Handelingen der Apostelen 15:9; Romeinen 3:22}

Blank en zwart samen voor God verkondigend

Hoe liefelijk zijn de voeten van hen die vrede verkondigen, van hen die het goede verkondigen!  Maar dan moeten zij ook naar die verkondiging leven. Wij moeten er steeds bewust van zijn dat niet allen het Evangelie gehoorzaam zijn geweest. Jesaja zegt namelijk: “Jehovah, wie heeft onze prediking geloofd?” {Jessaja 52:7; 53:1; Nahum 1:15; Johannes 12:38; Romeinen 10:17} Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God.

Wij moeten opletten dat onze jaloersheid niet wordt opgewekt door hen die geen volk van God zijn en door een onverstandig volk dat onze toorn maar al te graag zou willen opwekken. {Deuteronomium 32:21}

“Broeders en zusters, ik wens uit de grond van mijn hart en bid tot God dat ze zullen worden gered. Ik kan van hen getuigen dat ze God vol toewijding dienen, maar het ontbreekt hun aan inzicht. Omdat ze Gods gerechtigheid niet kennen, proberen ze hun eigen gerechtigheid te laten gelden en verlaten ze zich niet op Gods vrijspraak. De wet vindt zijn doel in Christus, zodat iedereen die gelooft rechtvaardig zal worden verklaard. Zeker, Mozes zegt over de rechtvaardigheid die op grond van de wet verkregen wordt: ‘Wie doet wat de wet voorschrijft, zal leven.’ En over de rechtvaardigheid die op grond van geloof geschonken wordt staat geschreven: ‘Zeg niet bij uzelf: Wie zal opstijgen naar de hemel?’ en dat betekent: wie zal Christus naar beneden brengen? Of: ‘Wie zal afdalen naar de onderwereld?’ en dat betekent: Christus bij de doden vandaan naar boven brengen. Maar vervolgens zegt Mozes: ‘Het woord is dicht bij u, in uw mond en in uw hart’ en dat betekent: de boodschap van het geloof die wij verkondigen, is dicht bij u. Als uw mond belijdt dat Jezus de Heer is en uw hart gelooft dat God hem uit de dood heeft opgewekt, zult u worden gered. Als uw hart gelooft, zult u rechtvaardig worden verklaard; als uw mond belijdt, zult u worden gered. Want de Schrift zegt: ‘Wie in hem gelooft, komt niet bedrogen uit.’ En er is geen onderscheid tussen Joden en andere volken, want ze hebben allen dezelfde Heer. Hij geeft zijn rijke gaven aan allen die hem aanroepen, want er staat: ‘Ieder die de naam van de Heer aanroept, zal worden gered.’ Maar hoe kunnen ze hem aanroepen als ze niet in hem geloven? En hoe kunnen ze in hem geloven als ze niet over hem hebben gehoord? En hoe kunnen ze over hem horen als hij niet verkondigd wordt? En hoe kan iemand verkondigen als hij niet is uitgezonden? Het is zoals geschreven staat: ‘Welkom zijn zij die goed nieuws verkondigen.’ Toch hebben slechts weinigen aan het evangelie gehoor gegeven, want Jesaja vraagt: ‘Heer, heeft iemand geloofd wat wij hebben gezegd?’ Dus door te luisteren komt men tot geloof, en wat men hoort is de verkondiging van Christus. Maar dan is mijn vraag: hebben ze de boodschap soms niet gehoord? Natuurlijk wel, want er staat: ‘Hun roep klinkt over heel de aarde, hun woorden tot de uiteinden van de wereld.’ Maar dan vraag ik weer: heeft Israël de boodschap niet begrepen? Welnu, Mozes zegt al: ‘Ik zal jullie afgunstig maken op een volk dat geen volk is, ik daag jullie uit met een volk zonder verstand.’ En bij Jesaja staat zelfs: ‘Ik heb me laten vinden door wie mij niet zochten, ik heb me bekendgemaakt aan wie niet naar mij hebben gevraagd.’ Maar bij Jesaja staat over Israël: ‘Heel de dag heb ik mijn handen uitgestrekt naar mijn ongehoorzaam en opstandig volk.’” (Romeinen 10:1-21 NBV)

Over Christadelphians

Free Christadelphians or Brothers and sisters in Christ, living in Belgium, European Union. - Vrijë Christadelphians of Broeders en zusters in Christus wonende in België in de Europese Unie.
Dit bericht werd geplaatst in Broeders, Christen zijn, Godsdienst en getagged met , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.